HP/De Tijd december 2005
Het geldvirus
Een druk, roezemoezig eetcafé in De Rijp, Noord-Holland. Na de maaltijd heerst er een karaoke-sfeertje. Een man in elegante vrijetijdskleding pakt de draadloze microfoon van de tap. Hij knikt naar de barkeeper, muziek zet in en vol en machtig horen we (bijna) de stem van Elvis Presley: “Caught in a trap, I can’t walk out…”
“Dat is Hendrik Jan Bos, de advocaat,” verklaart een stamgast. “Hij is de schrik van de banken, doet al die zaken voor mensen die aan de gallemieze zijn geraakt met verkeerde beleggingen. Als-ie er een wint, is het feest. Het is hier vaak feest.”
Caught in a trap, I can’t walk out. Beter kon mijn beleggingsavontuur niet worden samengevat. “Goh, wat zingt u goed, meneer Bos. Mag ik u iets aanbieden? Ik hoor dat u…”
“Tonnie kent de tafels niet,” schreef de meester hatelijk op mijn lagere-schoolrapporten. Logisch. Ik had de eerste klas overgeslagen. En na de tafel van vijf was ik vaak ziek geweest. Zes maal negen, zeven maal acht, acht maal negen – ik moet er nog steeds diep bij nadenken, ook omgekeerd. Trauma.
Behalve Henk van der Meijden, Geert Mak en Henk Hofland worden journalisten niet erg rijk. Jonggetrouwd, laagste klasse cao, een éénkamerig huurkrot in de Jordaan dat op eigen kosten duur verbouwd moest worden. Eerste kind. Sparen? Hoezo? Elke maand tekort! De slogan ‘Girorood past bij jou’ werd onze wapenspreuk.
Er belde iemand op. Hij had een idee. Of hij dat mocht komen vertellen. Natuurlijk. Ik hoopte op een grote primeur. De man kwam. De radio speelde zachtjes. Hij vroeg of de radio uit kon; anders kon hij zich niet concentreren. Ik vond hem raar. Hij liet een dubbeltje zien. “Wat is dit?” Nu haatte ik hem. “Weet u dat zelf niet?” “Nee, daar gaat het niet om, het gaat om u en uw toekomst.” Ik weigerde antwoord te geven. Geheel uit zijn humeur en uit zijn lesje vervolgde hij: “Dit is een dubbeltje. Wat denkt u dat dit dubbeltje nu waard zou zijn als uw voorouders, de Batavieren, het op de bank hadden gezet?”
Deze vraag kon ik niet beantwoorden. Hij liet een foto zien. Een gezinnetje zat stralend van geluk op een goudstaaf ter grootte van een spoorbiels. De man verkocht een fonds. Rolinco of Robeco, daar wil ik vanaf wezen. Ik wilde ook van hem af wezen. Hij wist van geen ophouden. Ik gebood hem het pand te verlaten. Op de trap schold hij mij uit voor sufferd; ik zou spijt krijgen. Hij kreeg gelijk.
Enkele jaren later, een vierkamerwoning in Amsterdam-West, twee kinderen, iets meer salaris maar nog steeds rood op de giro, en een ‘verzekeringsmannetje.’ Het verzekeringsmannetje was best wel oké. Hij regelde nog weleens een uitkerinkje voor waterschade en voor een schroeiplek in de nieuwe kokosmat. Maar verzekeringsmannetjes willen méér en hogerop en hebben bazen. Dus ze kwamen met z’n tweeën. “Goh, wat hebt u het hier leuk ingericht.” De twee hadden, althans vooral het kleine, wat dikkige baasje van ons mannetje, een levens- annex spaar- annex beleggingspolis van Delta Lloyd in de aanbieding. Kon ik alle kanten mee op. Succes gegarandeerd! Slechts een kleine, na onze handtekening verplichte maandelijkse inleg was voldoende.
Mijn vrouw zei: “Sparen lukt ons toch nooit, laawwehetmaardoen.”
We kregen regelmatig bericht over hoe onze inleg vorderde en of we al boven de honderd – nominaal heette dat – waren gegroeid. Na een paar jaar had ik het cijfer honderd nog nooit gezien, laat staan méér. Als je goed keek, zat het in de buurt van zeven of acht maal negen. Ja, dat kwam, zei ons mannetje, omdat de aanloopkosten zo hoog waren. Op het moment dat afkoop kon, heb ik dat direct gedaan. Koers iets boven de zeventig. Inclusief afkoopkosten was meer dan dertig procent van ons ingelegde geld verdwenen in het dikkige mannetje, ons gewone mannetje en het monster Delta Lloyd. Maar ja, we stonden zo rood dat één maandsalaris niet genoeg was om de kredietdrempel weer op groen te krijgen.
Ik ontdekte mijn aanzwellende pensioenrechten. Die konden wettelijk niet zomaar afgekocht worden. Die wet was alleen tot stand gekomen om de vetpotten der pensioenfondsen en verzekeraars te spekken. Wij linkse journalisten schreven schande over de abominabele lage rekenrentes van deze Shylocks. Een eenmansactie tegen deze kapitalistische uitbuiting leek op zijn plaats.
Je kon je pensioen afkopen door naar een buurland te verhuizen. Ik maakte een uitstapje naar het Duitse Stadtlohn, vond vooral het ‘lohn’ wel toepasselijk en opende een rekening bij de plaatselijke bank. Kein Problem. Ik meldde bij de pensioenverzekeraar dat ik mij aldaar ging vestigen. Klein probleem. Kon ik dat bewijzen? Zou ik dat wel doen? Wist ik wel dat er direct iets van 45 procent belasting ingehouden werd? Speciaal tarief noemden ze dat, alsof ze je matsten.
Een bewijs van uitschrijving uit de burgerlijke stand bleek voldoende. Dat was gratis. En makkelijk. Op een tripje naar Stadtlohn haalde ik de rekening leeg. Bijna zestienduizend gulden! Even waren we rijk!
Een aantal jaren later was er weer een potje bij het pensioenfonds opgebouwd. Maar ook was intussen de wet aangepast. Er werd alleen nog uitgekeerd bij vertrek naar een niet-EEG land. Toen nog Spanje! De redactie van de Haagse Post ging potverteren op een kerstreis naar Sevilla. Ik potverteerde mee. Wist ondertussen dat slechts een ‘voorgenomen bewijs van uitschrijving van vertrek naar een niet-EEG-land’ al voldoende was. Begin januari, wederom zestienduizend gulden rijker, meldde ik bij de burgerlijke stand dat Sevilla mij totaal niet beviel. Het was l979, de pensioenteller stond opnieuw op nul.
Midden jaren negentig viel plotsklaps elke maand het blad Fiscalert, toen van LegioLease, ongevraagd en vanwege volstrekt onnaspeurbare redenen in de bus. Vriendelijk en deskundig ogende professoren, topaccountants, economen, fiscalisten en topbeleggers blikten mij vanaf de pagina’s toe. Beleg, beleg, beleg. Stap in, stap in, stap in. Word rijk, rijk, rijk.
Jaren keek ik het blad in zonder dat het geldvirus mij besmette. Leuk, ’t zal wel, maar niks voor mij. Het virus rukte ook op van andere kanten. Op feestjes en partijen was het gesprek ineens: De Beurs. Flippen en Olie. Calletjes en putjes. Vuurpijlkoersen in de IT. Vooral mensen die je toch al niet zo mocht, hadden ineens ‘rendementjes’ van ‘een procentje of dertig’ op hun ‘stukjes’ gemaakt. Dus er kon nog wel een ‘bourgongetje’ en een ‘tussendoorvakantietje’ af.
Het gif deed zijn werk. Niet alleen kreeg ik het blad, de stroom folders zwol van beekje aan tot brede rivier. WinstVerDrieDubbelaar. Feestplan. Troefplan. SpaarExtra. Beursversneller. Sprintplan. WinstVerTienDubbelaar. Ik begon mezelf een slappe, stilstaande lul te vinden; iedereen schoot me links en rechts voorbij. ’s Nachts zeurde en knaagde het. AOW en nog een handvol bij elkaar te schrapen pensioenjaren – het vooruitzicht maakte me niet vrolijk. Ik hoopte op een klein wonder.
Toen viel de folder van Korting Kado in de bus. Wat een prachtig idee, het ei van Columbus! LegioLease kocht voor een x bedrag aandelen voor je, die lening betaalde je in tien jaar af, dan kreeg je je pakketje aandelen en dat zou aangegroeid zijn tot wel drie keer het ingelegde bedrag. Nog mooier: Het was vrijwel zeker dat LegioLease na drie jaar al zoveel voor je verdiend had, dat je niks meer hoefde te betalen. Dat was het Kado, dat onbegrijpelijke geheim van de call-opties.
Als een verdoofde junk tekende ik een aanvraagformulier voor 25.000 gulden. Een warm gevoel stroomde door mijn lijf. Ik hoorde er bij. In 2009 – ik zou dan net een jaar AOW hebben – kwam het schip met geld binnen, 75.000 gulden, in ieder geval toch twee netto jaarsalarissen. Ik zei niets tegen mijn vrouw – altijd die spanningen over rood staan; ze had toch al zo weinig vertrouwen in mijn financiële escapades. Toen het contract binnenkwam, schreef ik op een papiertje de aankoopkoersen van mijn aandelen. Sterke aandelen in solide ondernemingen. Ahold (28,53), ING (52,97) Koninklijke Olie (55,47) Unilever (60,22) Ik kon eindelijk en met recht de beurspagina opslaan om te zien hoe mijn ‘stukjes’ vanzelf aanslibden tot meer en meer. Tevreden ging ik slapen.
De beurspagina hield ik een keer of drie, vier bij, cijfertjes boeiden me nog steeds niet. Ik betaalde elke maand; het zou goed komen. De beurskrach kwam. En Tros Radar, en de Consumentenbond, en de kranten, en de stichting LeaseVerlies. Ze hadden het over leasecontracten. Nou, en? Ja, nee, je betaalde niet af, je betaalde alleen rente, het leek wel huurkoop, maar dat was het niet. Als de looptijd voorbij was, moest je nog steeds dat aankoopbedrag ophoesten. Wat? Ja.
Dat was toch in mijn geval niet zo? Ze hadden het over de rare, fancy constructies als de WinstVerdrie- en VerTienDubbelaar. Ik was van Korting Kado, ik had immers indertijd op de zakjapanner uitgerekend dat ik in die tien jaar ruim het inlegbedrag betaald zou hebben. Waar die winst van LegioLease dan in zou zitten? In die calletjes en putjes natuurlijk; zij handelden toch met mijn aandelen? Wel tien jaar lang. Nou, even een kleine rimpeling op de beurs, dat gebeurde wel meer. Ik had nog alle tijd; wie dan leeft wie dan zorgt.
Hoe dom kan iemand zijn? De bodem stortte onder de beurs uit, Ahold ging zowat bankroet. Ik las de heel kleine lettertjes van het contract er toch maar eens op na. Toen pas besefte ik dat ik heel dom was. Ik had al het geld geleend. Ik betaalde alleen maar rente, en niet zo weinig ook, een woekerrente, volgens het contract 13,1 procent, volgens mijn rekenmachine in totaal 18 procent per jaar van de hoofdsom. Ik moest nog zeven jaar elke maand fl 251,85, inmiddels 114,29 euro blijven storten. Aan het einde van de rit verkocht LegioLease – het was intussen overgegaan naar Dexia – mijn pakketje aandelen en het tekort moest ik dan alsnog aanvullen.
De klap drong in volle ernst tot me door. De maandelijkse termijnen van tien jaar bedroegen in totaal bijna 14.000 euro. In een min of meer gunstig geval moest ik dan nog 5000 tot 7000 euro bijbetalen, in een zeer ongunstig geval, als de aandelen vrijwel niets meer waard zouden zijn, 10.000 tot 12.000 euro. Zeg maar in tien jaar 20.000 tot 25.000 euro in het water, pardon in de muil van het monster Legiolease/Dexia gegooid. Helemaal voor niks, noppes, nul. Goed zo, Van Dijk! Slimme jongen.
Ik belde over afkoopmogelijkheden. Daar zou ik aan failliet gaan. Ik meldde me aan bij de stichting LeaseVerlies en betaalde het lidmaatschap, 45 euro. Leek me trouwens een aardige business, die stichting; vele tienduizenden gedupeerden hadden zich al gemeld. Over aandelen sprak ik niet meer. Alleen mijn vrouw moest ik nog inlichten; ik wachtte op een juist moment.
De geöliede Bram Moszkowicz, het fatje Theo Hiddema, Piet Doedens met zijn kantoor vol opgezette dieren, door mijn werk ken ik een aantal advocaten. Is ijdeltuiterij en een groot ego een voorwaarde om bij de top van strafrechtpleiters te geraken? Is een tic überhaupt een pré voor de advocatuur?
Toen ik Hendrik Jan Bos voor de eerste keer zag, drong deze gedachte zich aan mij op. Swingend op de tonen van zijn Elvis-imitatie, een glas champagne in de hand, een Daimler V8 voor de deur. Ze hebben iets, topadvocaten. Bos ook – snelgebekt, goedgekleed, vasthoudend, monomaan als een terriër die een rat ruikt. Civiele advocatuur, het lijkt een saaie wereld met saaie mannen. Dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek, dupliek. Een papierwinkel. Bos houdt van het pleidooi; als het enigszins kan vraagt hij dat aan. Dan schetst hij, alsof het om een vuige, bloederige misdaad gaat, de situatie van de weduwe die aan het gas is geholpen door de voormalige financiële adviseurs van haar man. Gladde mannen in gladde pakken die zij vertrouwde, maar die haar erfenis van een paar ton er in no time doorheen hadden gejaagd en haar met een schuld van bijna twee ton euro’s achterlieten.
Bij de anders zo saaie en stille civiele rechtbank dendert Bos door de zittingzaal. Hij wijst beschuldigend naar de gladde mannen, het zijn er wel vier. “Edelachtbare, deze mannen steken mijn cliënte een mes in de rug en daarna bieden ze haar een washandje aan om het bloed te stelpen.” De mannen buigen beschaamd het hoofd. De weduwe huilt, Bos zet nog een keer aan. Nu huilt de rechter ook al bijna en de mannen in de gladde pakken kijken naar de neuzen van hun goed gepoetste schoenen. De weduwe wint! Bos wint!
Hendrik Jan Bos vond mijn zaak wel leuk, al was het maar voor de jurisprudentie, hij had nog geen Korting Kado aan zijn zegekar hangen. “Die neem ik en die win ik voor je. Ze hebben zich niet aan hun zorgplicht gehouden, ze hebben je niks verteld over de enorme risico’s, de brochure deugt van geen kanten en je vrouw heeft niet mee getekend. Ze gaan op alle fronten nat. We beginnen met het contract op te zeggen; jij trekt de betalingsmachtiging in. Dan gaan ze piepen.”
Dexia piepte heel snel. Op hoge toon ene meneer De Vries aan de lijn. Of ik wel wist wat ik aan het doen was? Ik zou aangemeld worden als wanbetaler bij het Bureau Kredietregistratie en nooit meer ergens een lening kunnen krijgen. En natuurlijk kreeg ik een incassobureau aan de deur. Dat bureau, Interim Justitia, meldde zich eveneens heel snel en vooral vaak. Het te vorderen bedrag steeg daarbij nog sneller: incassokosten, wettelijke rente (nóg meer rente), te verwachten deurwaarderskosten, plus de achterstallige termijnen.
Ik schreef een brief terug. Fout. Mocht ik niet van meester Bos. Hoe ik het in mijn hoofd haalde mij als leek met mijn eigen zaak te bemoeien. Hij was mijn wettelijke vertegenwoordiger, hij stond vanaf nu aan het roer, ik moest mijn mond houden en stil zitten. Ik beloofde dat ik het nooit meer zou wagen. Tevreden legde mijn ridder op het witte paard de hoorn neer.
Bos vindt het leuk, zeg maar geil om van ze te winnen, van banken en grote instellingen. David tegen Goliath. Hij haat ze, maar die haat is professioneel en beredeneerd. “De grote jongens zijn net kastelen met ridders op de muren. Ze slorpen eerst je centen op en als je dan komt klagen, gooien ze nog net geen kokende olie over je heen. Mensen voelen zich machteloos in hun strijd tegen molochen die meer geld en een lange adem hebben. Iemand verliest een miljoen, hij krijgt een gesprek, een kopje koffie, een gratis pennensetje en de belofte dat het wordt uitgezocht. Maanden later krijg je een brief dat het allemaal heel triest is, maar ja, de Azië-crisis, de wereldeconomie, de beurs, het is allemaal nooit de schuld van de bank.”
De tegenstanders van Bos noemen hem een fanatiekeling, een kelenbijter. Dat doet hem goed. Voor de voorzitter van de beleggingsclub D’Anwas zijn centen terugeisen bij de Rabobank, de verdampte spaarcenten van een timmerman vorderen bij Aegon, de zaak doen van de gepensioneerde tandarts Van S. die ‘vermogensbeheerder’ Wilfred Aalders neerschoot omdat hij er met anderhalf miljoen vandoor was gegaan. Bos geniet.
O ja, mijn vrouw wist het intussen. Ze verzoende zich met mijn stommiteit. Mij vertrouwde ze niet meer; ook zij vestigde haar hoop op meester Bos. Zijn eerste brief aan Dexia dateerde van 9 april 2003, de dagvaarding van 23 juli 2003. Een juridisch gevecht volgde van nu al bijna drie jaar. Het vonnis werd steeds opnieuw uitgesteld. Alle dagen dat het vonnis gewezen zou kunnen worden, beginnen met een beetje zeurende, angstige pijn. Ben ik mijn 25.000 euro kwijt of niet? De rechtbanken, zeker die in Amsterdam, bezwijken bijkans onder de aandelenlease-procedures. De zaak gaat intussen ook nog eens over naar de kantonrechter, omdat het volgens de jurisprudentie toch om huurkoopcontracten gaat. De kantonrechter wacht op het Duisenberg-akkoord en wil alle beslissingen in lopende zaken aanhouden tot december 2005.
Daar heeft Bos geen boodschap aan. Hij dringt aan, nee, eist een uitspraak.
Dexia, moe van Bos en van de advocatenrekeningen die zij aan Nautha Dutilh moeten betalen, doet een tussenvoorstel. Voor 16.000 euro ben ik van ze af. “Als je het maar uit je hoofd laat,” beveelt Bos. Dan eindelijk, 23 november, is het zover. Het Vonnis! De kantonrechter verklaart dat Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in nakoming van haar verplichtingen jegens Van Dijk.
De kantonrechter doet echter geen uitspraak over de schade; immers de einddatum van het omstreden contract is nog niet gehaald. Mijn aandelenpakketje, aangekocht voor 25.000 gulden, is nu minder dan de helft waard. Het zou kunnen stijgen tot de einddatum in oktober 2009, het zou kunnen dalen. Bos riep hoera: “Het is een raar vonnis, de man heeft z’n jurisprudentie er niet goed op nagelezen, maar wij hebben gewonnen. We gaan voor the big kill.” Wordt het nog wat met mijn pensioen? Misschien zit er toch meer in Dexia dan ik gedacht had.
Ton van Dijk.